vrijdag 29 juli 2011

De waarheid in een bus

'De ene dag breng ik dan bloemen. En dan zeg ik als ik wegga: Doeg schat, morgen breng ik weer een kaarsje. En dan heb ik het idee dat ze het misschien wel hoort. Nou, niet echt hoor. Ik ben al veertien jaar weduwnaar maar toch gaat het goed met me!'

Het is een warme Utrechtse dinsdagmiddag in buslijn 1 richting Overvecht. De oudere man praat maar door. Hij heeft een paar gouden kettingen om en ondanks dat zijn ringen om zijn vingers zitten, zijn ze niet op twee handen te tellen. Hij heeft zijn overhemd net iets te ver open en zijn grijze borsthaar kijkt over het randje. Hij zit, maar met één hand houdt hij zich de hele tijd vast aan een stang. Hij kijkt recht vooruit in de ogen van een meisje. Ze is ongeveer van mijn leeftijd en vindt de man blijkbaar wel schattig want ze probeert aandachtig te luisteren en stelt zelfs af en toe een welgemeend klinkende vraag. De man leeft op van de aanspraak en vertelt vrolijk verder.

Ik sta nog geen meter verderop en heb het gesprek half gevolgd. Zowel het meisje als de oude man hebben geen idee dat ik meeluister want ik pas mijn vaste trucje toe. Die gaat zo: Als ik denk dat er in mijn omgeving een interessant gesprek gaande is doe ik de oortjes van mijn iPod in zonder ze aan te zetten. Zo denkt iedereen dat ik muziek luister en kan ik onopvallend meeluisteren. Zo hoor ik dat de oude man zijn vrouw is kwijtgeraakt. Hij reist elke dag met deze bus heen en weer naar de begraafplaats. De ene dag brengt hij bloemen, de andere dag een kaarsje. Ook heeft hij in kamp Amersfoort gezeten tijdens de tweede wereldoorlog. Samen met zijn broertje. 'Die zit er nog steeds.' zegt de man droevig. Ik heb met hem te doen en het meisje tegenover hem blijkbaar ook, maar voordat het meisje ook maar de kans krijgt om hem te troosten gaat hij verder: 'Maar het gaat echt heel goed met me! Gaat het zo niet met alle mensen die God kennen?'

Hij haalt een geplastificeerd papiertje uit zijn binnenzak. Op de ene kant staat een foto van een concentratiekamp. 'Kamp Amersfoort' staat er in grote letters op de foto. Dan draait de man de foto om en op de achtergrond staat een adelaar met daaronder een Bijbeltekst. Ik kan niet goed zien welke tekst maar ik kan wel zien dat het meisje zich ontzettend ongemakkelijk begint te voelen. De man geeft het papiertje aan haar maar ze weigert beleefd. Hij lacht, zij zoekt naar een uitweg. Hij straalt, zij baalt.

Het meisje heeft snel op de rode knop gedrukt en zegt zenuwachtig dat ze er zo uit moet. De man knikt begrijpend en zegt: 'Je kent God toch wel hé?' Het meisje zegt niets en antwoord daarmee toch. 'God heeft het goede voor met mensen!' Het meisje knikt wel maar snapt het niet. Als de bus de volgende halte bereikt kijkt de man even naar het geplastificeerde papiertje in zijn hand. Als hij weer opkijkt, is het meisje verdwenen. Hij bergt het papiertje op in zijn binnenzak en kijkt een beetje bedroefd. Toch lijkt het niet of hij medelijden heeft met zichzelf. Hij lijkt bedroefd te zijn voor het meisje.

Ik bewonder hem en vraag me van alles af. Hoe vaak heeft hij dit al meegemaakt? Hoe vaak vindt iedereen hem een lieve, schattige, interessante oude man totdat hij weer over God begint? Ik wil tegenover hem gaan zitten en hem vertellen dat ik hem snap maar de bus zit zo vol. Ik doe het niet. Ik durf niet. Ik blijf naar hem kijken tot de halte waar ik uit moet stappen. Als ik naar mijn bestemming loop denk ik aan zijn papiertje. Er is altijd een andere kant van de medaille. Zelfs als de ene kant Kamp Amersfoort heet, heet de andere kant God. Een Christelijk cliché? Nee. Het is de waarheid. De waarheid in de persoon van een oude man die elke dag heen en weer reist naar het graf van zijn vrouw totdat hij eindelijk echt thuis zal zijn.

donderdag 21 juli 2011

Machteloze vader

Daar zijn ze weer. Die beelden op het journaal uit de Hoorn van Afrika. Beelden van kinderen die sterven van de honger. Een arts laat zien hoe los het vel van een kindje zit om aan te geven dat er letterlijk geen vlees meer op zijn botten zit. Dan zoomt de camera uit en zegt de voice-over iets over kinderen die het niet redden. In beeld ligt een grijze jutezak. Dichtgebonden. Ik ga bijna over mijn nek.

Eén beeld blijft me het meest bij. Het is het beeld van een vader. In een rood, gerafeld t-shirt ondersteunt hij in een ziekenhuis het hoofd van zijn zoontje. Hij kijkt me aan, recht door de televisie heen. Ik durf maar heel even terug te kijken. Mannen in mijn omgeving die ook vader zijn stralen altijd een soort trots uit. Ik heb mannen zien veranderen als ze hun eigen kind vast konden houden. Die blik in hun ogen is onmiskenbaar. Maar deze man straalt machteloosheid uit. Zijn trots is gebroken. Zijn ogen vertellen het verhaal van een man die met alles wat hij heeft wil zorgen voor zijn kind. Het wil beschermen tegen mensen die zijn kind iets aan willen doen, het wil vasthouden en wil zeggen dat alles goed komt. Ogen die ooit gestraald moeten hebben van geluk toen het kind ter wereld kwam. Vastbesloten om het een betere toekomst te geven. Maar het lukt niet. Hij heeft alles geprobeerd, maar vind zichzelf nu terug in een ziekenhuis, ver bij zijn geboorteplaats vandaan. Hij kan alleen nog maar het hoofd van zijn zwaar ondervoede kind ondersteunen. Zijn trots is geknakt. Het lukt niet.

Ik zit op de bank en mijn hele wereld klopt niet meer. Ik snap het niet, ik wil dit niet. Ik wil iets doen, maar weet niet wat. Ja, geld overmaken, maar het journaal zendt morgen gewoon weer zo'n reportage uit. Wat maakt het eigenlijk uit? Dit is onrecht, en het lijkt te winnen.

Als ik, in mijn eentje op de bank, denk aan die vader dan gaan mijn gedachten automatisch naar mijn hemelse Vader. Als ik mijn ogen sluit zie ik Hem zitten, in dat ziekenhuis. Aan de ene kant ben ik boos, snap ik niet waarom Hij dit toelaat. Aan de andere kant hoor ik diep in mezelf een stem die zegt: 'Waarom laat je dit toe?' En eerlijk gezegd weet ik nog niet of ik die vraag durf te beantwoorden.

zondag 17 juli 2011

Boodschapper voor een boodschappenkarretje

Mijn boodschappenkarretje wankelt over de ongelijke steentjes als er ineens een oudere vrouw voor het karretje opduikt. Ze is zich blijkbaar niet bewust van mijn totale gebrek aan controle over het ding en wordt bijna overreden. Ik sluit mijn ogen een moment en als ik opkijk staat het vrouwtje ongedeerd voor me. Het karretje is tot stilstand gekomen tegen een muurtje. Het vrouwtje kijkt me recht aan en zegt: 'Deze wereld zal nooit vergaan.'

Zo kun je het ook zien, denk ik en ik wil doorlopen. Het vrouwtje is echter niet van plan opzij te gaan en ze vraagt me of ik wel eens heb gehoord van 'Uw Koninkrijk kome.' Ik vertel dat dit het geval is. Mijn antwoord blijkt totaal niet van belang want ze vervolgt haar betoog zonder er op in te gaan. Ze somt in recordtempo een lijst bijbelteksten op terwijl ik probeer te achterhalen of mijn pak yoghurt de aanrijding met het muurtje heeft overleefd. Ik constateer dat dit het geval is en richt mijn aandacht weer op het vrouwtje. Ik probeer uit te leggen dat ik de bijbel ken en dat ik zelfs denk te weten wie God is. Ze lacht en haalt een folder uit haar tas.

De folder zou niet misstaan in een uitzending van 'Tussen Kunst en Kitsch.' Een bonte verzameling bijbelteksten in verschillende lettertypes en een afbeelding van een standbeeld. Daarbij staat een profetie geschreven waar geen touw aan vast is te knopen. Terwijl ik de folder in me opneem babbelt de vrouw verder. Ik moet me snel bekeren, want de dag van het oordeel zal de komende jaren plaatsvinden. En ik moet me niet bekeren uit angst, maar als ik het niet doe dan zal ik wel geoordeeld worden en kon het nog wel eens slecht met me aflopen. Ik probeer vriendelijk te blijven en vertel dat ik er echt vandoor moet. Ze snapt het. Ik krijg de antiek ogende folder mee en vraag me af hoeveel geld dat ding op gaat leveren bij een kitsch-veiling.

Terwijl ik de boodschappen in mijn auto zet laat de boodschapper die met doodsverachting voor mijn karretje sprong me niet los. Ondanks dat ik inhoudelijk vaak niet met haar op één lijn zit vind ik het wel heel mooi om te zien hoe toegewijd ze is. Ik kijk om en zie dat ze bezig is een jochie van 15 met keiharde muziek uit zijn mobiele telefoon tot de Heer te leiden. Haar oprechte verlangen om datgene wat haar zo dierbaar is met anderen te delen laat me niet los.

Onderweg denk ik na over het vrouwtje en haar passie voor waar ze in gelooft. Ik kan me niet voorstellen dat mensen die door haar zijn aangesproken haar snel vergeten. Ik denk dat iedereen die vandaag dit vrouwtje heeft ontmoet vanavond in bed ligt en nog even aan haar denkt. Ik wel. En ze zet me aan het denken. Hoeveel mensen heb ik iets gegeven dat ze niet zullen vergeten vandaag?